Vuile Liefde

Waardoor worden wij anders bewogen dan te schrijven dan over verloren liefdes? Gewonnen liefdes soms ook wel.

W.S.


Het vuilste woord is neen. De neen van niet meer, nooit meer. De neen van weet je ik vergeet je, ik wis je, want wat wij waren is nooit echt geweest. De neen die jammert en  dan schreeuwt. De neen die roept en fluistert zie me, zeg me en ook verban, verbrand me en vermoord me. De neen die fantaseert. Over hoe hij toch nog bij haar aanbelt, zich aanwezig meldt. Of als dat niet gebeurt, hoe zij dan ziek ten onder gaat en hij dan aan haar graf daar staat. Of hoe hij helemaal op ’t eind, moe en gebrekkig haar toch nog nodig heeft, naar haar verlangt, naar haar ogen die omarmen, en dat zijn hoofd dan knikken zal nu wel, nu wel. Oh fantasmen, fantastische fantasmen.

Hoe hij liep, hoe hij zich voortbewoog – voorover leunend op zijn krukken en met zijn voeten in steunbeugels verpakt – dat is wat ze mooi had gevonden. Hoe hij, bij  elke stap,  zijn hoofd heen en weer wiegde en met zijn rug al zwaaiend zijn lange benen meesleepte. Alsof hij de Melkweg was en danste, naar haar toe danste. Ter begroeting had hij haar omhelsd. Hun armen om elkaar heen en met vier ogen dicht, hadden ze elkaar verkend en opgesnoven, en zich zo heel even al getoond en weggegeven – ogenblikkelijk en als vanzelf. Later die avond, toen hij tegen haar aan zakte en zijn hoofd op haar schouder rustte, bedacht ze dat ze in hem zou kunnen verdwijnen, in zijn zingende stem en binnensmondse woorden, in wie hij was, in hoe hij oud zou worden en dan sterven.

Dat was toen. Voor de daver het van haar overnam. Toen alles wat komen zou nog onbezoedeld was en er nog geen te stond voor wat fel was en veel. Er was nog niets gezegd – en al helemaal geen vuile woorden, en ook geen stop genoeg ik ga je vermoorden. Al die dingen die nu niet meer tellen, want toen is toen en nu is nu, al die dingen waren nog niet gebeurd.

Het staren ’s nachts, het openen van  elkaars blik, dat en hun aan elkaar geplakte lijven is wat zij wou dat zou blijven. En dat zijn ogen van kleur veranderden en hij in de hare zijn eigen onschuld zag. En hoe zij onbeweeglijk en stil. En hij met zwevende handen. En zijn wiegende hoofd en haar blik om hem heen. Edoch – wat ze samen waren,  die  ene  slaapwandelende nacht, vervloog, vervlood en het daglicht stormde binnen en zonder ook maar een kans op uitstel spuwde hij de eerste vuile woorden. Stop, genoeg zei hij en ook ga weg en geef me tijd. Want wat ben je prachtig. Te en overweldigend prachtig. Hart van goud, hart van steen – ik laat het je weten, laat je weten of je wel of niet naar binnen mag. Maar voor  nu, zei hij, laat me, laat me achter. Vuile voorspellende woorden. En omdat zij wist dat woorden feiten zijn, bevroor zij ter plekke, verloor elk houvast, begon te sidderen, te beven, de daver installeerde zich in haar lijf, en veel te vroeg ontroostbaar al schudde zij van nee nee nee. Want zij kon dat niet, wachten, omdat zij samenviel met een verlangen zo groot en zo intens dat het onstuitbaar uit zijn bedding springt.

Na die eerste dageraad, ging teloor wat liefde was. Zij probeerde nog en fluisterde: Lief, ik zie het schijnsel in je ogen. Ik weet wat ze je hebben aangedaan, hoe je je verdedigd hebt en dat je in het donker bent gaan staan… Maar hij wilde niet dat zij hem zag en riep: Gedaan, ga weg, verdwijn – ik verdraag je aandacht niet! Wat volgde waren stugge nachten, hard en duister. Vol van verdrietig over grenzen gaan. Vol van saamhorigheid in pijn. En woorden, vuile woorden – woorden die vermoorden. Benen open, hoerig ding. Denk  en droom maar, geil als boter, van je veel te oude vader. Je krijgt nu wat je zo graag wou – hem helemaal alleen voor jou. Ha, ik doe met jou zoals die mannen met mijn moeder deden, en niets of niemand houdt me tegen, ja, dat doe ik nu – ik  neuk je lam, ik neuk je lam.

Vuile, miezerige liefde. Er is geen weg terug voor uit de hand gelopen pijn. Voor triestig elkaars noodlot zijn. Het was gezegd, het was voorspeld – eenmaal, tweemaal, andermaal. Moeiteloos heeft hij haar afgeslacht. Hij kon haar niet meer velen. En zij is zowel hels als hemels aan hem doodgegaan – gebenedijd, getroost door deze woorden: in de dood, in het elkaar vermoorden, ligt, meer nog dan in liefde, onontkoombaar, onherroepelijk en opgesloten voor altijd de eeuwigdurende verbintenis.

2 reacties op “Vuile Liefde”

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *