Étude littéraire: over een opgelegd thema (in casu de titel) in 60 minuten een verhaal van 20 regels schrijven
Ze heeft ze allemaal voor laten gaan, de obligate stoet parvenu’s: vrienden die je nooit ziet, kennissen van veel te lang geleden, de dorpspastoor, de kruidenier, de cafébaas, de smid. Ja, in die door god vergeten dorpen is smeden nog een beroep – voor de hoeven van de tot aan het weekend in stallen weggestopte paarden, pony’s, schapen. Vooraan de kist met foto. Rijen stoelen. Links de familie, rechts de vrienden. Links het verdriet en de eenzaamheid, rechts gratuite nieuwsgierigheid. Louis – wat ziet hij er uitgeteerd uit – alsof zijn mondhoeken zich in de aarde wilden begraven. Links naast hem zijn familie – wie ervan overblijft. Er zijn families waar iedereen vroeg of laat sterft aan eenzaamheid. Rechts naast Louis een lege stoel. Voor straks. Voor het opschuiven. Voor het doorschuiven, voor het doorgeven van de pijn. Van vader op zoon. Tradities zijn net als begrafenissen: traag en log voorspellen ze ons lot. Ook als dat niet meer dan een klodder modder is. Ze zucht, zucht als ze haar zonen naast hun vader ziet. Opgeschoten en gekromde ruggen zij aan zij. Een stoel slechts die hen van elkaars positie scheidt. Ze kijkt de oudste aan, hij leest vooraan: Lieve opa, jij die alles weet van verdriet en eenzaamheid, vind je het niet ook – net als ik, net als iedereen – genoeg? De oudste vouwt zijn briefje op. Loopt langs zijn vader op de stoel toe – de lege stoel. Hij pakt hem beet, de stoel. Ze zucht, ze huilt en snikt – de oudste zegt: Hier, achter jou, opa, zet ik hem neer, de stoel. Hier waar alles is begonnen. En daar bij ons mag het leven met minder, minder dan genoeg verder gaan.